Rekenuitleg over een onderwerp in een praktijksituatie, deze keer: rekenen met een verhoudingstabel.
Meneer Megens naar de markt. Hij wil weten hoeveel kg mandarijnen hij kan kopen voor € 3,50. Hij besluit het eerst eens uit te gaan rekenen. Daarna komt hij terug op de markt. Klopt het wat hij gedaan heeft?